Toen aan het begin van de oorlog de boerderij van de familie Stevens-Bruyninckx in de vlammen opging, vluchtten ze van Aarschot naar Antwerpen. In de chaos en paniek toentertijd in de stad, verloren de ouders vier van hun kinderen uit het oog.
Johanna Maria Blockx (°25/10/1891-1972) en Jean Jacques Lavèn (°23/01/1893 - 1942) groeiden allebei in een Antwerps weeshuis op. Ze waren nog maar net verloofd toen Jean Jacques gemobiliseerd werd.
In 1914 vluchtte Adolphine De Gezelle als zevenjarige met haar moeder en haar negenjarig broertje Albert naar Engeland. Moeder Louise-Marie Hermans was dienstmeid bij de procureur des konings van Gent en vluchtte samen met hem naar Engeland.
Karel Bastiaens vertrok in 1916 naar Engeland om er in de National Projectile Factory in Birtley te gaan werken. Zijn gezin zou nakomen. Maar het schip dat hen naar Engeland moest brengen werd geënterd.
Het echtpaar Leonardus en Joanna Lodewyckx - Mensch woonden in de Jan Breydelstraat te Berchem, in dezelfde straat als de Societé anversoise pour la fabrication de voitures automobiles (SAVA), de autofabriek waar Leonardus aan de slag ging. Dankzij zijn werkervaring bij SAVA kon hij tijdens de oorlog terecht bij Kryn en Lahy Metal Works in Letchworth waar Belgische vluchtelingen voertuigen maakten voor het Belgische leger.
Wanneer in 1914 de oorlog uitbrak, besloot het Antwerpse echtpaar Collart-Le Corbesier om naar Engeland te vluchten met hun vijf kinderen. In 1922 komt vader Henri alleen terug met acht kinderen.
Toen de Duitse troepen Oostende dreigden in te nemen, bracht de Oostendse rederij H.P. Aspeslagh zijn 'treilers' (van 'trawler', een vissersschip) in veiligheid in Milford Haven. Vijf van de zes boten werden opgeëist door de Royal Navy. De zesde, de IJslandvaarder O.126 Neptune (O van Oostende), bleef vissen ondanks het risico om doel te worden van de Kriegsmarine.
Hélène Govers (Oostende 1876 – Brugge 1965) schreef in een schoolschriftje haar herinneringen aan WO I onder de titel Souvenir de la Guerre Européenne 1914-1915-1916-1917-1918. Mes Mémoires. Het schriftje telt 109 pagina’s en is nu in het bezit van kleindochter Rosane Vermeirsch
In 1914 vluchtte de familie Falleyn met een vissersboot naar Engeland.
De zwangere Helena Verbrugghe (Gullegem, 1881) vluchtte in september 1914 met haar drie kinderen Paula (4 jaar), Godelieve (2 jaar) en Jozef (1 jaar) van Westkapelle via Kortemark naar Engeland. Daar werd zij opgevangen door haar schoonbroer en schoonzus, Jules en Margriet Ketele.
Twee Belgische gezinnen kregen een zeer warm onthaal in Nelson, door een menigte die op de hoogte was van hun komst. Onder hen ook een schoonzuster wiens echtgenoot zich in een ziekenhuis in Folkestone bevond.
De grootmoeder van Michael Clapp, Mrs. Alice Graham Clapp, was betrokken bij de opvang van Belgische vluchtelingen in Exeter. Eén van deze vluchtelingen intrigeerde haar kleinzoon in het bijzonder: Jacques Joseph Hamoir.