Een familie met meerdere Belgische connecties

 

Twee Belgische gezinnen kregen een zeer warm onthaal in Nelson, door een menigte die op de hoogte was van hun komst. Onder hen ook een schoonzuster wiens echtgenoot zich in een ziekenhuis in Folkestone bevond. 

Met een boerenwagen werden zij naar het nieuwe nonnenklooster bij St George gebracht. Daar werden zij verder geholpen door leden van het Hulpcomité en konden zij ook hun intrek nemen. Een redacteur van de locale krant “The Leader” kwam hen daar op zoeken en sprak er met Mr. Spyeos Catarahias en Mr. V. Meseeuw, de gezinshoofden.

Mr. Catarahias was afkomstig uit Antwerpen, Mr. Meseeuw uit Oostende. Beiden spraken uitstekend Engels. Mr. Catarahias, die werkte als vertegenwoordiger van een opslag- en stuwadoorsbedrijf, beheerste zelfs acht talen.

Mr. Catarahias beklaagde zich erover dat de inwoners van Antwerpen door de overheid en in de kranten amper op de hoogte werden gehouden van het oprukken van de Duitse troepen en dus  ook niet beseften dat de bezetting nakend was. De familie Catarahias vertoefde al vijf dagen en nachten in de kelder van hun huis, dicht bij de kathedraal, in het centrum van de stad, toen de bevolking officieel werd ingelicht dat er bombardementen zaten aan te komen en aangeraden werd de stad te verlaten in noordelijke en noordoostelijke richting.

Mr. Catarahias trok met zijn familie naar de haven, stapte in een motorboot en voer de Westerschelde op. Onderweg, na zo’n 30 mijl te hebben gevaren, werden ze opgepikt door een Belgische ferry die hen naar Oostende bracht. Drie dagen later vertrokken zij  samen met 1600 anderen naar Folkestone.(LFWW1).

Een achttienjarige zoon van Mr. Catarahias nam vrijwillig dienst in het Belgische leger. Hij tolkte voor de Britse Marine, die Antwerpen te hulp was geschoten. Hij was onder meer actief in Mortsel-Oude God, waar de ambulanciers van Brierfield en Barrowford werden ingezet. Nadien heeft Mr. Catarahias niets meer van zijn zoon vernomen.

Mr. Meseeuw, die een stuurman was, slaagde erin om met het laatste schip Oostende te verlaten. Er waren 143 passagiers aan boord van een kleine kotter. Zijn familie, en die van Mr. Catarahias, werden in Folkestone meteen op transport gezet naar London. Daar kregen zij tijdelijk onderdak in Alexandra Palace.

Beide families waren zeer geraakt door het vriendelijke onthaal dat hen te beurt viel. Zowel in Folkestone, London als Nelson waren de mensen bijzonder gastvrij. Mr. Catarahias  liet ook niet na om dat te beklemtonen toen hij met de redacteur van “The Leader” sprak.

Hij zei onder meer dat de spoorwegbeambten in Stockton, op een dinsdagnacht, zeer bekommerd om hen waren en koffie, drank en versnaperingen lieten aanrukken. Zo was er één voorval dat hij zich levenslang ging herinneren, met name een machinist of een brandweerman – dat wist hij niet zo goed meer – die plotseling opdook aan het raam van de trein; hij zat helemaal onder de olie en het vuil, en hij gaf elk van de kinderen een penny. Veel kon je daarmee toen niet kopen, maar dit was echt het toppunt van edelmoedigheid dat zij mochten ondervinden; omdat er zoveel liefde uit dat gebaar sprak.

 

Bronnen

The Leader (locaal dagblad in Nelson), 23 oktober 1914

Met dank aan Joanna Edwards.


 [LFWW1]Do you have a date for this?