Weeskinderen herenigd
- Details
- Category: Getuigenissen
- Hits: 4048
Johanna Maria Blockx (°25/10/1891-1972) en Jean Jacques Lavèn (°23/01/1893 - 1942) groeiden allebei in een Antwerps weeshuis op. Ze waren nog maar net verloofd toen Jean Jacques gemobiliseerd werd.
Johanna verbleef in het weeshuis in de Albert Grisartstraat, Jean in de Durletstraat. Via het weeshuis leerden ze elkaar kennen. Hij was klerk bij het OCMW en zij verdiende de kost als meid bij een advocaat.
Op 16 september 1914 werd Jean Jacques naar het IJzerfront gezonden. Johanna vluchtte tijdens de belegering van Antwerpen met haar oudste zus, Maria Blockx, haar schoonbroer, Frans Nieman, en haar nicht Jeanne Nieman, via Oostende naar Dover. Vanaf toen wisten Johanna en Jean van elkaar niet meer waar ze zich bevonden en hoe het de ander verging.
In Dover werden Johanna en co opgevangen door het Leger des Heils en kregen ze onderdak en werk in Ealing (Londen). Johanna werkte eerst in een atelier waar uniformen voor het leger werden gemaakt en later in een fabriek van legertenten.
Ondertussen werd soldaat Jean Jacques aan het front geraakt aan de schouder. Hij werd overgebracht naar een hospitaal in Londen. Via het Rode Kruis vonden de verloofden elkaar terug. Na zijn ontslag uit het ziekenhuis, trok Jean in bij de familie van Johanna in Coningsby Road 13, Ealing, Brentford, Middlesex. Hij ging in dezelfde fabriek als Johanna aan de slag.
Hun huwelijk werd op 4 september 1915 voltrokken in de parochiekerk van Ealing. Een jaar later, op 24 september 1916 werd Maria Louise Lavèn (moeder van getuige René Schröder) geboren te Brentford. Op 15 oktober werd ze gedoopt in de Anglicaanse parochiekerk Saint Mary’s in Ealing. Moeder Johanna was katholiek maar vader Jean Jacques was protestant. Maria had ook een Engelse doopmeter, Anne E. Ferre.
De familie had een redelijk goed leven in Engeland. Af en toe waren er wel taalproblemen. Nog steeds wordt in de familie hartelijk gelachen met de anekdote over de slager. Om uit te leggen dat ze worsten wilden kopen, gebruikten ze niet alleen gebarentaal maar ook de enkele woorden Engels die ze kenden: ‘long and small’. Er was duidelijk contact met de Engelsen, dat bewijst onder meer de Engelse doopmeter, maar na de terugkeer hield dit op.
In 1919 keerde het gezinnetje met de boot terug, een hachelijke onderneming met al die mijnen. Terug thuis werden ze opgevangen bij een verre tante van Jean Jacques. Hij ging bij de spoorwegen werken, zij werd zelfstandige.
Bron:
Getuigenis René Schröder, verhaal van zijn grootouders aan moeders kant.
Met dank aan Kim Robensyn (Amsab-ISG), interviewer Verhalenverzameldag in het Red Star Line Museum.