Knoopjes en sokken

In 1914 vluchtte Adolphine De Gezelle als zevenjarige met haar moeder en haar negenjarig broertje Albert naar Engeland. Moeder Louise-Marie Hermans was dienstmeid bij de procureur des konings van Gent en vluchtte samen met hem naar Engeland. 

Bij aankomst in Engeland werd het gezin van de werkgever en dat van de dienstmeid evenwel gescheiden. Adolphine herinnerde zich weinig van de vlucht, maar over het leven in England kon ze urenlang vertellen. Vier jaar lang woonden ze in Taunton, Somerset.Adolphine kon zich het heuvelachtige stadje met typische kerk en kasteel nog zeer goed voor de geest halen. De school was gelegen aan de pastorij, waar ze tijdens de speeltijd altijd piano mocht spelen. Van de pastoorsmeid kreeg ze dan vaak een lepel levertraan. Om de vieze smaak te verdoezelen, goot de meid eerst sinaasappelsap in  een wijnglas. Daarbij deed ze een lepel levertraan, die bleef drijven, en dan nogmaals wat appelsiensap. Adolphine moest het glas vervolgens in één teug uitdrinken voordat alles gemengd was, op die manier proefde ze de levertraan niet. Aan de ontbijttafel werd meestal porridge met Golden Sirop geserveerd. De Belgische gerechten, die niet gekend waren in het stadje, waren in trek bij de Engelse rijken. De moeder van Adolphine mocht haar kookkunsten demonstreren in de verschillende manors in de buurt.

Het gezin  woonde in een huisje net buiten de stad. Moeder kreeg geen geld,  maar wel bonnen om van alles te kunnen kopen. Toch kluste ze bij om wat geld te verdienen. Zo maakte ze honderden en honderden knoopjes in de stof van bloezen. Elke zondag werden ze in een sjees, een soort koets, naar de mis gereden. In het dagelijkse leven ondervond de plaatselijke bevolking niets van de oorlogsdreiging, maar ze  leefde wel  erg mee met de frontsoldaten. Zo werd een actie op poten gezet om dikke sjaals en sokken te breien. Adolphine droeg haar steentje bij en breide op weg naar of van school. Hiervoor kreeg ze zelfs de medaille ‘Het meeste sokken gebreid’.

Op kerstavond werd het gezin uitgenodigd door de Ierse pastoor-deken O’Chaunessy om met z’n drieën te slapen in de logeerkamer van de bisschop. De kinderen hingen hun stockings aan de deurknop, om de sokken ’s anderendaags boordevol snoep terug te vinden. Het gezin was ook uitgenodigd op het parochiale kerstfeest. In de zaal stond een kerstboom die zo groot was dat hij het plafond raakte, vol met niet ingepakte geschenken. Tussen deze geschenken zag Adolphine de pop liggen waar ze al wekenlang naar verlangde. De pop had lange, blonde krullen, een porseleinen snoetje en droeg een roze jurkje. Adolphine was in de wolken toen ze hoorde dat de pop voor haar was. Haar moeder vond haar echter nog veel te klein om met zo een breekbare pop te spelen en stopte ze in een koffer op de zolder. Maar wanneer moeder de boodschappen deed, sloop Adolphine naar de zolder om de pop toch even te knuffelen.

Adolphine had ook later de Engelse taal onder de knie omdat zij het onderhield door veel Engels te lezen. In de jaren 1960 keerden Adolphine en haar man terug naar Taunton. Ze brachten een bezoek aan het huis waar Adolphine met haar moeder en broer verbleef, de school en de pastorie, waar nagenoeg niks veranderd was. In de pastorij hing een schilderij van pastoor-deken O’Chaunessy. Bij het aanschouwen van het portret moest Adolphine huilen van ontroering. In de zomer van 1931 brak er een brand uit in het huis van Adolphine. Deze brand vernielde al haar Engelse schatten. Het enige tastbare wat nog overblijft van de vlucht naar Engeland is een pianoboekje met Engelse volksliederen.

Bron:

Getuigenis Gabriëlle Van Daele die het verhaal van haar moeder en grootmoeder hoorde 

Met dank aan Lieve Tireliren van de heemkundige kring Gitschotelbuurschap - Borgerhout en interviewer tijdens de Verhalenverzaldag in het Red Star Line Museum, Jolien De Vuyst van de Vakgroep sociaal werk en sociale pedagogiek.