Met vier families in Engeland

In de dagen voor de collectiedag aan het Red Star Line-museum (november 2015) ontdekten Marthe Hens en Karel Vangenechten een vierde familietak die in Engeland had verbleven tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ondanks vele mogelijke verhalen en invalshoeken, blijft echter de familiegeschiedenis vol onbeantwoorde vragen.

 

Mijn grootmoeder (Elisabeth Hens-Joosen) was een weduwe met vijftien kinderen. Ze had ook twee gouvernantes, die ze zich kon veroorloven door activiteiten in de suikerindustrie in Antwerpen.  Haar zus (Josephine Joosen) en haar man (Victor Reynen) hadden acht kinderen, en één gouvernante. Samen waren het 29 personen. Ze wilden begin oktober van Antwerpen met de trein naar Essen gaan, naar het buitenverblijf van een van hen, maar dat bleek te moeilijk.  Daarop besloten ze, op aanraden van het stadsbestuur, om samen met de boot naar Vlissingen te gaan en vandaar terug naar Essen. We denken dat ze in Vlissingen niet aan wal mochten en dat ze dan zijn naar Engeland verder gevaren. Er werd verteld dat ze via Folkestone in Engeland zijn aangekomen.

Naast de twee zussen was er ook nog de familie van Frans Hens, de broer van de reeds overleden grootvader. Hij was naar Engeland getrokken met zijn echtgenote Marie-Jeanne Giebens en waarschijnlijk zes van de negen kinderen. De twee oudste jongens (24 en 22 jaar), Joseph en Jan-Baptist waren in het Belgisch leger gegaan.  Frans-Jules (19 jaar) was wellicht naar Frankrijk uitgeweken. Zo bestond de groep van de families Hens-Joosen, Reynen-Joosen en Hens-Giebens dan uit 37 personen. Die grote groep is niet samen gebleven. Om ongekende redenen zijn de twee zussen Joosen met hun gezin naar Clifton bij Bristol getrokken. Frans Hens ging met zijn familie een andere kant uit. Een van de families (Reynen-Joosen) is vier keer verhuisd. Ze zaten onder andere in Sittingbourne (Kent) en in Bristol.

De grootmoeder heeft altijd in een groot huis gezeten in Clifton (Bristol), maar ze zou nooit hebben gewerkt en allicht in eigen onderhoud hebben voorzien. Ze droegen vaak hoeden, maar het zou kunnen dat die werden gegeven door de Britten. Het kan ook zijn dat als zij tot de beter gegoede klasse behoorden, dat zij zich gingen spiegelen aan hun gelijken in Engeland.

Waar de kinderen school gelopen hebben, weten we enkel van de eigen familie, niet van de andere drie. Twee jongens, Joseph en Jules, zijn in Hastings naar school gegaan, bij de Jezuïeten van St Leonards-on-Sea. In Antwerpen hadden ze ook school gelopen bij de Jezuïeten. Voor het middelbaar onderwijs gingen de tantes Marthe en Josepha naar Notre Dame High School in Southwark (Londen), een internaat van de Congregatie van de Soeurs Notre-Dame de Namur. Misschien op aanbeveling van de Soeurs de Notre Dame de Namur in Antwerpen.  Een van de diploma’s die ze hebben gekregen, in juni 1918, vertoont een gedetailleerde scene aan het front. Tante Marthe behaalde zo’n goed resultaat, dat ze eigenlijk verder kon gaan studeren aan een universiteit, maar dat heeft ze niet gedaan, waarschijnlijk omdat ze moest gaan werken. Na het einde van de lagere school kwam tante Gerarda terecht in de zelfde High School. In 1918 ontving zij een certificaat van the Royal Drawing Society voor haar tekenwerk.

De oudste familieleden, Maria, Liske, Julia, Madeleine en Marguerite moesten in de wapen- of munitiefabrieken gaan werken. Tante Marthe moest na haar studies aan de middelbare school ook gaan werken. Daar hebben we nooit meer uitleg over gekregen, dus we weten niet waar. De vader van de familie Reynen-Joosen zat in verzekeringen en is in Engeland volledig opnieuw moeten beginnen, hij heeft er gewerkt, maar hij was bij thuiskomst helemaal berooid.

André Belpaire, de zoon van Gerarda Hens (tweelingzus van de vader van Marthe) en verre familie van Marie Elisabeth Belpaire, beschikt over een uitzonderlijk fotoalbum over dat verblijf in Bristol. Het opent met twee foto’s van militairen, waarschijnlijk de twee broers Hens, die in 1914 aan het front waren: Joseph Hens, de latere echtgenoot van Maria, en de in 1916 gesneuvelde Jan-Baptist Hens. De vier families staan voortdurend gemengd op vele foto’s, heel Engeland door. Ze moeten blijkbaar toch behoorlijk veel hebben kunnen rondreizen. Een van de plaatsen was bijvoorbeeld Walthamstow (ten noordoosten van London). Het foto-album gaat over 1914 en 1915, ze hebben elkaar blijkbaar veel gezien.

De vierde familie kwam pas recent aan het licht. Mijn grootmoeder had drie zussen, waarvan één ook een weduwe was en zij was met haar drie kinderen ook naar Engeland getrokken. Veel weten we (nog) niet over hen.

Stel je voor, voor al die families slechts één man.

Bij terugkeer gingen ze meteen naar huis, naar de Ambtmanstraat. Er was geen schade, en we weten niet of het was leeggeplunderd of niet. Als bij wonder hebben de ouders van Karel hun huwelijksfeest gehouden in het huis waar de grootmoeder van Marthe nog had gewoond. Nu is het pand onderverdeeld in studentenkamers, wel met behoud van authentieke elementen.

Ik heb mijn vader nooit een woord Engels horen spreken, nooit. We zitten met zoveel vragen. Er is ook nooit contact geweest met mensen uit Engeland. Er werd gewoon nooit over verteld. Zelf zijn we nog nooit naar Bristol geweest, maar een achterneef heeft dat wel gedaan en hij vertelde ons dat het huis er nog steeds staat en er nog steeds uitziet zoals op de foto’s.