Achtergebleven

Toen aan het begin van de oorlog de boerderij van de familie Stevens-Bruyninckx in de vlammen opging, vluchtten ze van Aarschot naar Antwerpen. In de chaos en paniek toentertijd in de stad, verloren de ouders vier van hun kinderen uit het oog.

Het gezin Stevens-Bruyninckx telde negen kinderen. Drie van hen sloten zich vrijwillig bij het leger aan en één daarvan zou tijdens de oorlog omkomen. De ouders vluchtten met hun zes overige kinderen naar Antwerpen, maar raakten daar elkaar in het gewoel kwijt. Uiteindelijk kwamen ze slechts met twee kinderen in Engeland aan. Vier kinderen bleven dus in België achter (waaronder Julius, de vader van getuige Jozef Stevens). Hoe dit is kunnen gebeuren is nooit uitgeklaard of wou niemand vertellen.

Aangekomen in Engeland verbleven ze drie dagen in Londen en verhuisden dan naar Wimbledon. Moeder Mathilde ging er aan de slag als dienstmeid, vader Henri was al te oud om te werken. De twee kinderen, Anna en Herman, liepen school in Wimbledon. Herman zou er ook in een paardenfokkerij gewerkt hebben. In 1917 overleed vader Henri.

De in België achtergebleven kinderen werden ondertussen opgevangen door een  liefdadigheidsorganisatie die ze uit elkaar haalde. Julius werd bij de Jezuïeten opgevangen. Een adellijke familie bracht ze af en toe samen. Er moet wel contact geweest zijn tussen de familie in Engeland en de achterblijvers, maar ook daar werd weinig over verteld.

Het leven van de familie in Engeland was eigenlijk goed en er werden veel culinaire gewoonten mee naar huis genomen. Terug in Aarschot werden de gezinsleden die de oorlog overleefden, opgevangen en herenigd.

Bron:

Getuigenis Jozef Stevens, het verhaal van zijn vader Julius en zijn grootouders langs vaderskant

Met dank aan Kim Robensyn (Amsab-ISG), interviewer Verhalenverzameldag in het Red Star Line Museum